‘Kom Rein…’ Ik loop naar de auto en duw de kar een stukje vooruit. ‘Oma staat al voor het raam te zwaaien.’ Ik zie een schaduw achter het glas en ik wacht geduldig tot zoonlief een paar stapjes zet. Met zijn jasje hoog dichtgeritst tegen de kou heeft meneer alles behalve haast.
‘Kom je?’
‘Kom dan gaan we naar de auto.’
‘Reiheinnn…’
‘Wat zie je dan?’ Ik loop de drie stappen, waar ik vijf minuten over heb gedaan, weer terug. Meneer van nog net geen jaar en drie maanden roept vol verwondering; ‘Da, da, daaaa!’ en blijft uiterst comfortabel op zijn hurken zitten wijzen naar iets wat ik kan omschrijven als, tja? Wat ziet hij nou eigenlijk? Een takje? Een steentje? Ik zak door mijn knieën; ‘Ik zie niet wat je bedoeld liefje.’ Ik bedoel, ik kan het maar beter eerlijk zeggen toch? ‘Da!’ ‘Oh, bedoel je dit?’ Ik wijs naar een grasspriet tussen een stoeptegel, maar er wordt al niet meer opgelet. Nu is het stoeprandje uiterst interessant en probeer ik kalm te blijven als hij met zijn maat twintig (zo schattig) het afstapje wilt nemen. Ik grijp zijn handje, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Onder luid protest krijg ik het voor elkaar om hem een paar passen over de stoep te laten lopen, eindelijk! De kar duw ik weer een stukje vooruit, ‘kom je Rein?’
‘Rein…’
‘Wat goed! Wat loop je goed mee zeg, gezellig hoor!’
‘Nee, we gaan die kant op. Kijk, daar staat de auto.’
‘Kom maar…’
‘Rein.’
‘Deze kant!’
‘Rein!’
Met grote passen loop ik weer terug. ‘Kom jongen, we gaan de andere kant op. Dit hebben we net allemaal al gezien.’ Ik moet lachen om mijn dreumes met zijn eigen agenda maar ik voel me tegelijkertijd gefrustreerd raken omdat ik mijn geduld begin te verliezen. Ik wil zo’n moeder zijn met engelengeduld maar dat beeld begint langzaam te vertroebelen. ‘Amp! Uit!’ ‘Ja, de lamp is uit,’ zeg ik als hij naar een lantaarnpaal wijst. ‘Lantaarnpaal.’ Articuleer ik luid als ik hem met een zwaai op mijn heup zet en zo snel mogelijk naar de kar loop. Hup naar huis, Rein naar bed voor zijn middagslaapje, de was doen, nog even sporten en hopelijk nog even op de bank ploffen. ‘Lapa, uit. Poesss!’ ‘Waar is een poes?’ ‘Wuuhhhh…’ ‘Wuuh?’ Doe ik hem na en ik hoor hem lachen. Ik werp een blik op zijn gezicht, stralend door alle nieuwe ontdekkingen. Rode wangen van alle avonturen, gewoon op deze simpele stoep. Zijn wereld is nog zo groot en nieuw, zo vers en zo puur. Er is nog geen oordeel of een mening, alleen maar pure interesse in het onbekende. Ik stop even en kijk om me heen. Ik loop over dezelfde stoep waar ik vroeger overheen liep naar de basisschool, waar ik overheen huppelde met mijn liefste vriendinnetje en waar ik overheen rende als ik snel naar huis toe wilde. De stoep die diende als verzamelpunt om met z’n allen in alle vroegte te vertrekken naar de kassen om bloemen te plukken, de stoep waar ik thuis werd opgepikt of juist werd afgezet. De stoep waar ik ontelbare keren heb staan zwaaien naar mijn ouders en nu is het ook de stoep van Rein. We zwaaien als we de straat uitrijden en eenmaal thuis schrijf ik over een stoep. Alles wordt bijzonder als je er maar de tijd voor neemt. Straks samen nog maar even naar buiten en ja, de kar laat ik dan gewoon thuis, samen met mijn horloge…
Sannie in een woord geweldig.
LikeGeliked door 1 persoon
Wat een geweldig verhaal. Ik zie het helemaal voor me. Ik moet er om lachen maar het is ook erg emotioneel. Zoals je kijkt naar het verleden toen jij daar je voetstappen plaatste en herinneringen ophaalt. En nu onze kleinzoon die alle wonderen aanschouwd. Er gaat weer een wereld voor mij open. Fantastisch geschreven 🤩🤩
LikeLike